20.000

 

Als presidentskandidaat hield Trump niet van de banken en de markten. De beurshausse van 2016 was voor hem slechts een “big fat ugly bubble”. Inmiddels heeft hij zijn standpunt flink gewijzigd en de doorbraak van de 20.000-puntengrens van de Dow Jones van afgelopen week werd met een verheugde presidentiële tweet onthaald: “Great!”

Sindsdien heeft de Dow Jones voor vele andere commentaren gezorgd. De meest kritische wezen erop dat de Dow Jones weinig representatief is, omdat hij maar uit 30 waarden is samengesteld, en bevooroordeeld, omdat het een van de weinige is die niet naar kapitalisatie, maar naar de koers van zijn aandelen gewogen wordt(1)). Deze opmerkingen konden de opgewekte stemming op de beursvloeren echter niet drukken.

De tijdmachine wordt in werking gesteld. Wanneer doorbrak de Dow Jones voor het eerst de 10.000-puntengrens? 1999 (ik herinner het me nog). En de 1.000? 1972 (dat herinner ik me niet meer). Wat een ritme!

Maar … welk ritme eigenlijk? Het antwoord: 7%. Door vanaf de oprichting gedurende 45 jaar een rente van 7% toe te passen werd hetzelfde gedaan als over deze periode met 20 te vermenigvuldigen.

Klopt dit? Een manier om dit te verifiëren is om over een zeer lange periode de voortgang van een aandelenindex te vergelijken met de winst van de effecten waaruit deze is samengesteld. Dat is een complexe berekening; het onderzoeksteam van Charles Gave heeft zich erop gestort(2). Ze gingen uit van een mandje effecten waarvan de waarde in 1958 op 100 werd gesteld en kwamen uit op een waarde van 4.900 voor het mandje effecten en op 4.840 voor de winst: resultaten die niet ver uit elkaar liggen. In beide gevallen bedraagt de gemiddelde jaarlijkse stijging 6,9%.

Op korte en middellange termijn daarentegen, is de vergelijking tussen de ontwikkeling van de index en die van de winst minder pertinent: de stand van een index is de weergave van winst- en renteverwachtingen. Pas op lange termijn vallen de winsten en de prestaties samen. Niettemin is de recente divergentie dermate uitgesproken dat deze vragen oproept: terwijl de winst de afgelopen vier jaar stabiel bleef, steeg de Dow Jones in dezelfde periode met 43%.

“Het is het rente-effect”, zullen alle doorgewinterde beleggers zeggen. Een effect waarbij de presidentiële maatregelen moeten worden opgeteld, vooral de door Trump beloofde belastingverlaging voor bedrijven. Door de toekomstige stromen opwaarts bij te stellen (dankzij de lagere belasting) op een lagere rente (tot afgelopen zomer daalde deze constant), wordt de huidige waarde van de index “dubbel “verhoogd.

Afgelopen november vermelden we al dat waakzaamheid geboden was ten aanzien van de Amerikaanse beursstijgingen. Nu is het zover. De winsten en de waarderingen kunnen niet eeuwig uit de pas blijven lopen. De winsten moeten de indexen weer inhalen, maar dat is slechts een van de parameters: dat de inflatie en de rente te snel stijgen en dat het inprijzingseffect zal omkeren en de indexen omlaag zal trekken. In het bijzonder zullen we de obligaties in de gaten houden, die zoals zo vaak sinds de crisis de toon aangeven op de markten.

(1) Goldman Sachs bijvoorbeeld, waarvan het aandeel rond de 230 dollar waard is, vertegenwoordigt 8% van de Dow Jones voor een beurskapitalisatie van 97 miljard dollar, terwijl General Electric, met een koers van rond de 30 dollar, slechts 1% van de index vertegenwoordigt, terwijl de kapitalisatie 265 miljard dollar bedraagt.

(2) “The Dow 20,000 Conundrum”, Charles Gave, 26.01.2017