Letter en geest

 

Het nieuwe jaar is van oudsher synoniem met goede voornemens en biedt de gelegenheid om plannen ten uitvoer te leggen die de afgelopen twaalf maanden zijn bedacht.

Een mooi voorbeeld daarvan? De inwerkingtreding van zeven kernmaatregelen van de Franse arbeidswet “Loi Travail”, die vorig jaar zoveel stof deed opwaaien en aanleiding gaf tot 1100 amendementen. De vakbonden – beroofd van een deel van hun privileges – hebben hun nagels erop kapot gebeten, tot op het bot. Zijn de veranderingen in de wet echt zo ingrijpend dat er zoveel bloed, zweet en tranen voor moest worden vergoten? Voor de exegeten is het antwoord volmondig ja: ze watertanden nu al bij de arbeidstijdaanpassing, bij de 2 extra verlofdagen voor vaders jonger dan 21 jaar of bij de vele werknemersplannen op het gebied van opleidingen, werkzaamheid enz.

U zult het met me eens zijn dat de regeling betreffende zwaar werk en de onbeduidende afspraken over overuren schril afsteken tegen de maatschappelijke mijlpalen uit de Franse arbeidswet – de wet inzake de arbeidstijd voor vrouwen en kinderen uit 1892 bijvoorbeeld. De revolutie van het arbeidsrecht laat nog altijd op zich wachten. Ondanks de goede bedoelingen waar de opeenvolgende regeringen hoog over opgaven (de wet tot vereenvoudiging van het recht dateert uit december 2004) is het aantal artikelen van dit recht, dat cruciaal is voor onze samenleving, alleen maar groter geworden: 600 in 1973, 3800 in 2003… en nu meer dan 10.000!

De vooruitziende blik van Alexis de Tocqueville constateerde in 1840*: “We vergeten dat het gevaarlijk is om mensen tot in de laatste details te onderwerpen […] Moeten we alles tot achter de komma vastleggen of volstaat een beetje gezond verstand [?]”

De manier waarop de “Loi Travail” omgaat met de invloed van digitale technologie op het arbeidsrecht illustreert de woorden van de Tocqueville en de muggenzifterij waaraan Frankrijk langzaam maar zeker ten prooi valt. In een tijd dat Facebook en Whatsapp niet meer weg te denken zijn uit ons dagelijks leven, in een tijd waarin de spelers van de nieuwe economie enorme successen behalen, introduceert de “Loi Travail” met veel poeha het wettelijk recht voor werknemers om hun smartphone buiten werktijd uit te zetten. Wellicht een zinvolle vooruitgang, maar een lachertje vergeleken met de baanbrekende efficiëntieverbeteringen die elders in de wereld worden doorgevoerd.

Hoe zouden we voorbij kunnen gaan aan het voorbeeld van India? In maart 2016, na zes jaar aan het systeem te hebben gesleuteld, heeft één miljard burgers (80% van de bevolking) een digitale identiteit gekregen (vingerafdrukken, foto’s en irisscans) waarmee iedereen aanspraak kan maken op sociale voordelen, of rechten kan opeisen zonder te worden benadeeld door overheidsinstanties, die doorgaans misbruik maken van die rechten.

Deze cruciale stap voor het collectieve welzijn, in een land waar het analfabetisme op 25% wordt geschat, ging gepaard met de invoering van een bankrekening die gekoppeld is aan de houder van het identiteitsbewijs. Met deze rekening kunnen uitkeringen rechtstreeks worden overgemaakt aan de echte begunstigden en kan het volk profiteren van de voordelen van het moderne banksysteem. De autoriteiten hebben zelfs een mobiele applicatie bedacht om gedematerialiseerde gegevensuitwisseling te bevorderen en betalingen in contanten of zwartgeldtransacties tegen te gaan.

Een samenleving die niet ruim denkt graaf zijn eigen graf. Onze ontwikkelde samenleving die met kleine maatregelen vooruit gaat is niet langer verenigbaar met de wereld van nu; de kiezers straffen dergelijke zaken, die ze als achterhoedegevechten beschouwen, genadeloos af. Laten we hopen dat we geleerd hebben van de lessen uit 2016 en dat we ons in 2017 herinneren dat vrije wil een formidabele verworvenheid is waar we af en toe gebruik van moeten maken! Wordt vervolgd.

* De la démocratie en Amérique, volume 2, 4e deel, hoofdstuk VI.

Didier Le Menestrel