Weigering voor een hindernis
Tijdens de plenaire zitting van de vierde Wereldmilieutop in Johannesburg op 2 september 2002 zei Jacques Chirac, toenmalig president van de Franse Republiek: ‘Ons huis staat in brand en we kijken de andere kant op. We kunnen niet zeggen dat we het niet wisten.’ Hoe lang doen we nu, twintig jaar na een toespraak die steeds meer weerklank vindt, nog altijd alsof er niets aan de hand is, ondanks het zich opstapelende bewijs? Deze cognitieve dissonantie die ten grondslag ligt aan onze passiviteit op klimaatgebied, is aanwezig in alle geledingen van de maatschappij. Terugblik op een collectieve weigering voor een hindernis.
De fabel van de kolibrie
De universiteit van Cambridge[1] heeft de twaalf meest gebruikte excuses voor passiviteit op klimaatgebied in kaart gebracht. Zo wijzen veel burgers op de veel grotere verantwoordelijkheid van andere spelers – landen, overheden, bedrijven – om zelf geen actie te hoeven ondernemen, waarbij ze hun eigen rol iets te snel bagatelliseren. Toch heeft elke burger een deel van de oplossing in handen. Carbone 4[2] schat dat alle burgers hun koolstofvoetafdruk met 25% zouden kunnen verminderen door tien milieuvriendelijke acties, van het kopen van een waterfles tot een vegetarisch dieet. Dat is best veel als je bedenkt dat elke ton CO2 minder in de atmosfeer telt en dat elke Europeaan 6,8 ton per jaar uitstoot[3]. Behalve deze acties in het dagelijks leven hebben de burgers nog meer macht als ze als consument bedrijven stimuleren om hun transitie te versnellen. Bovendien kunnen ze hun bezorgdheid uiten via hun gang naar de stembus.
De macht van ondernemingen
Ook te veel bedrijven weigeren voor de hindernis. Welk argument voeren ze keer op keer aan? Het is hun taak om tegemoet te komen aan de vraag van consumenten die de klimaatproblematiek niet centraal stellen. Is dat echt de juiste strategie, nu in de laatste IPCC-rapporten geconcludeerd wordt dat de kosten van klimaatinactiviteit veel hoger zijn dan de kosten van handelen en sommigen schatten dat deze kosten kunnen oplopen tot 30% van het mondiale bbp[4]? Bedrijven hebben al lang bewezen in staat te zijn nieuwe behoeften te creëren, maar moeten nu hun innovatievermogen gebruiken om goederen en diensten aan te bieden die een positieve bijdrage leveren tot de strijd tegen de klimaatverandering en de eindconsument hierbij betrekken.
Welke rol spelen de landen?
Gezien de urgentie hebben we het recht om vraagtekens te zetten bij de verantwoordelijkheid van de landen. Zijn ze niet in staat om de klimaatproblematiek een halt toe te roepen, of durven ze geen krachtige maatregelen te nemen die op korte termijn misschien impopulair zijn? De tweede optie is waarschijnlijk de juiste, aangezien de geschiedenis al heeft bewezen dat een krachtig en gecoördineerd optreden van landen het verschil kan maken. De goedkeuring van het Protocol van Montreal in 1987, waarbij het gebruik van stoffen die de ozonlaag aantasten werd verboden, en de strenge controles op de blauwvintonijnvisserij in de Middellandse Zee hebben goede resultaten opgeleverd. Hoewel sommige van de noodzakelijke maatregelen op korte termijn knelpunten kunnen zijn, is het waarschijnlijk het kleinste offer dat we moeten brengen om onze toekomst op de planeet aarde veilig te stellen.
Wat kunnen we hieruit concluderen? Dat de strijd alleen gewonnen kan worden als deze op alle fronten wordt gestreden. Als verantwoordelijke beleggers vervullen we een sleutelrol bij het ondersteunen en belichten van deze maatschappelijke beweging. Het is onze plicht om klanten hier bewust van te maken en hun spaargeld te beleggen in verantwoordelijke ondernemingen waarvan we de impact door onze betrokkenheid kunnen vergroten. De maatschappelijke crises mogen ons vertrouwen in onze overtuigingen niet aan het wankelen brengen. Integendeel, we moeten juist harder onze best doen om deze trend gezamenlijk te keren. De gegenereerde impact, die we elk jaar in een speciaal verslag laten zien, is het beste bewijs van ons collectief vermogen om een verschil te maken.