Europa moet de handen uit de mouwen steken

Europa is in moeilijkheden: de Griekse schuldenlast, een benepen antwoord op de crisis in Haïti of uit de pan gerezen productiekosten voor de Airbus A400M zijn in de publieke opinie allemaal voorbeelden van een ondoeltreffend politiek beleid dat de economische crisis alleen maar heeft versterkt. De positieve impact van een gemeenschappelijke markt of valuta is verleden tijd, ze wordt vervangen door de scherpe kritiek van de burgers op de slechte werking van Europa zonder efficiënte strategie.

Toch werd in de inleiding van het oprichtingsverdrag van de de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) dat in Parijs in 1951 werd ondertekend, verklaard dat de zes landen en ondertekenaars zich “bewust” zijn dat Europa slechts kan gebouwd worden dan door concrete realisaties. Door eerst en vooral een reële solidariteit te creëren en een gemeenschappelijke basis voor de economische ontwikkeling te creëren”.

60 jaar later blijkt dat de grondbeginselen van het Europese “solidariteitsprincipe” en de “gemeenschappelijke basis» in de vergeethoek zijn geraakt. In het geval van Griekenland lijkt dit juridisch gerechtvaardigd. De Europese Centrale Bank mag inderdaad geen krediet verstrekken aan een Lidstaat in moeilijkheden (1). In de Verdragen is eveneens opgenomen dat noch de Europese Unie, noch een Lidstaat verantwoordelijk gesteld kan worden voor de verplichtingen of onachtzaamheid van één van haar lidstaten (2). Het zij zo. Maar moet de juridische rechtzinnigheid de gehele Europese Unie in gevaar brengen?

Jean Monnet, één van de «Europese grondleggers” en de eerste Voorzitter van de EGKS verklaarde: «Wij kunnen slechts kiezen tussen wijzigingen die wij ondergaan en wijzigingen die wij bewust aanvaarden om te worden uitgevoerd». Europese ondernemers hebben dit al sinds jaar en dag begrepen en dit Europese idee benut. De ondernemingen van elke lidstaat hebben hun nationale grenzen doorbroken en hebben hun markten voor de globalisatie “geëuropeaniseerd”.

Deze verplaatsing was tot grote tevredenheid van de aandeelhouders van de Europese ondernemingen. Hoewel volgens het laatste klassement in het tijdschrift Fortune, zijn 37 van de 500 grootste multinationals van Chinese afkomst en 140 van Amerikaanse afkomst , en behoren maar 163 tot de landen van de Europese Unie.

En dat is nogal wat. Het is het bewijs dat deze ondernemingen profijt wisten te trekken van een open “gemeenschappelijke markt” alvorens zich met de rest van de wereld te meten.

In 2000 stond op de agenda in Lissabon een bijzonder ambitieuze doelstelling: «de economie met de grootste competitieve en dynamische kennis ter wereld worden, een duurzame economische groei te creëren en gelijktijdig kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van de arbeidsmarkt en een grotere sociale cohesie tot stand te brengen»(3). Om deze doelstellingen te bereiken hebben Europese ondernemingen een grotere stabiliteit op het gebied van regelgeving en monetair beleid nodig. Na een gigantische stijging van euro versus de dollar (1,60) op grond van redenen buiten de controle van de eurozone, is de euro vandaag “verzwakt” door de problemen in Griekenland maar vooral omdat er geen wilskracht is voor een Europees beleid om deze crisis op te lossen. En toch is het nieuws voor het bedrijfsleven positief: een “minder sterke” euro is een cadeau voor exportbedrijven die hier als eersten van zullen profiteren.

Europa moet zich ook op basis van zichtbare en meetbare maatregelen kunnen herstellen. Wij hebben in de inleiding aangehaald dat in het oprichtingsverdrag van de EGKS op de noodzaak werd geduid om «concrete prestaties» te leveren. 2010 moet het jaar worden van de universele telefoonoplader in de Europese Unie. Het is minder spectaculair dan de eerste vlucht van een Airbus A400M, maar het is een begin.

«Mensen accepteren de verandering alleen maar wanneer het onvermijdelijk is en zien deze noodzaak enkel in tijden van crisis.» Jean Monnet kon de reikwijdte van zijn woorden niet overzien, aangezien de oprichting van de Europese Unie vaak tot stand gekomen is door achtereenvolgende crisissen. Wij, voorstanders van Europa, moeten er toe bijdragen dat de actuele problemen worden omgezet in een nieuw hervormingsplan. De agenda van de “EU 2020”, die in Brussel wordt opgesteld, zal een uitstekende gelegenheid zijn voor de Europese politieke leiders zich te scharen achter het dynamisme van het bedrijfsleven.