Ongelijkheid

Het gebeurt niet vaak dat een boek over economie – geschreven door een Fransman nog wel – de eerste plaats op de verkooplijst van AMAZON inneemt. Toch is dat precies wat er gebeurd is met het boek ”Capital in the Twenty-First Century” van Thomas Piketty. De publicatie van het boek in de Verenigde Staten maakte onverwacht veel los: Het werk werd bekritiseerd door de Wall-Street Journal, maar nobelprijswinnaar voor de economie Paul Krugman beschouwt het als een enorme doorbraak: ”Piketty heeft het economische debat fundamenteel veranderd. We zullen het nooit meer op dezelfde manier over rijkdom en ongelijkheid hebben”. Kortom: het boek laat niemand onverschillig en als klap op de vuurpijl is de auteur onlangs ontvangen op het Witte Huis.

Zowel de ”good-old” Gini-coëfficiënt(1) als modernere, meer nauwkeurige metingen komen tot dezelfde conclusie:de ongelijkheid neemt met rasse schreden toe. In de Verenigde Staten, waar dit verschijnsel zich bijzonder snel ontwikkelt, was in de jaren 90 van de vorige eeuw het gemiddelde inkomen van de meest verdienende 10% ongeveer 6 keer zo hoog als dat van de resterende 90%. Nu heeft die ratio onlangs de grens van 8 overschreden(2). De concentratie van rijkdom is nog spectaculairder. De rijkste 1% van de Amerikanen hebben nu 43% van de financiële activa en 35% van het totale vermogen van hun land in bezit.

Thomas Piketty ziet het verschil tussende groei van de productie en die van de financiële activa als één van de belangrijkste oorzaken van de toenemende ongelijkheid, maar op dat laatste punt lopen de meningen sterk uiteen. In plaats van ons te wagen aan het ingewikkelde vraagstuk van de oorzaken achter de toegenomen ongelijkheid, beperken we ons tot de gevolgen die deze ontwikkeling heeft voor ons vak van belegger.

Op het eerste gezicht is de toegenomen ongelijkheid gunstig voor de luxesector en voor waarden die gericht zijn op de rijkste consumenten in het algemeen. Als we kijken naar LVMH (gemiddeld +11% per jaar over een periode van tien jaar) of HERMES (gemiddeld +19% per jaar over de laatste tien jaar) blijkt dat de groeicijfers van de markt dit bevestigen. Om een nog genuanceerder beeld te krijgen heeft GOLDMAN SACHS onlangs een rapport(2) gepubliceerd dat niet alleen dit soort waarden in beschouwing neemt, maar ook effecten die gericht zijn op de consument met de laagste koopkracht (Amerikaanse ondernemingen als FAMILY DOLLAR of DOLLAR GENERAL).

In het onderzoek zijn twee indexen samengesteld: een ”rijke”, met daarin bedrijven die het van de meest vermogende consumenten moeten hebben (TIFFANY’S, WHOLEFOOD enz.) en een ”arme” (tegenhanger voor de minder gefortuneerden: bedrijven als FAMILY DOLLAR, die uiterst scherpe prijzen hanteren). Er kwamen twee conclusies naar voren. De eerste was geen verrassing: de ”rijke” index presteert beter dan de Amerikaanse aandelenmarkten. De tweede conclusie is daarentegen een stuk opvallender. De ”rijke” index (+80% van 2006 tot 2013) wordt royaal verslagen door de ”arme” index, die in dezelfde periode met +290% is gestegen!

Met een zeker cynisme kunnen we hier dus uit opmaken dat de bedrijven zo slim zijn geweest om deze trend naar ongelijkheid te doorzien, ongeacht het verrijkende of verarmende karakter ervan. De outperformance van deze indexen doen ook denken aan een principe dat is afgeleid van het krachtenmodel van Porter(3), dat eenvoudig gezegd adviseert om te beleggen in bedrijven die gebaseerd zijn op marktuitersten en daarin een onbetwiste leiderschapspositie hebben verworven. Dus: HERMES of H&M, maar niets daartussenin…

(1) Gini-coëfficient:maat voor de spreiding van rijkdom, variërend van 0 (volmaakte gelijkheid) tot 1 (volledige ongelijkheid)
(2) Rapport « Fortnightly thoughts unequal income, unequal implications »
(3) Krachtenmodel van Porter:de 5 krachten die de concurrentieverhoudingen in een bedrijfstak bepalen.