Synergie?

Afgelopen donderdag berichtte de Financial Times over de dood van Misao Okawa, een Japanse die dankzij haar hoge leeftijd (geboortejaar 1898) bekendheid heeft verworven en daardoor de kranten heeft gehaald. Het overlijden van deze “oudste aardbewoner” op 117-jarige leeftijd heeft ons herinnerd aan de extreem hoge levensverwachting van de inwoners van Japan, die met een gemiddelde van 84 jaar het langst levende volk zijn. Door het overlijden van Misao Okawa, en enkele dagen daarna dat van de Amerikaanse Gertrude Weaver, is de zeer besloten club nog levende mensen die in de XIXeeeuw geboren zijn, aanmerkelijk geslonken. Er zijn er nu nog slechts drie.

Een club waartoe daarentegen regelmatig mensen toetreden, is die van de honderdjarigen – en honderdjarige Japanners in het bijzonder. Tussen nu en 2050, zullen naar schatting 700.000 Japanners de ouder dan 100 zijn geworden. Mensen die voor 1900 zijn geboren zijn zeldzaam, maar honderdjarigen worden een normaal verschijnsel. Een duidelijke tendens, waar we niet omheen kunnen…

Deze thema’s, schaarste en overvloed, zijn interessant voor demografen, maar ook voor beleggers, voor wie dit begrijpelijk belangrijke gegevens zijn om de koersontwikkeling te voorspellen. De reken- en opslagcapaciteit van computers is een goed voorbeeld: het aanbod heeft zich zo snel ontwikkeld dat tussen 2006, het jaar waarin AMAZON opslagcapaciteit begon te verhuren, en nu, AWS (Amazon Web Services) zijn koers met een factor 46 heeft zien dalen. Wanneer we deze gedachtegang volgen en we de componenten van de Amerikaanse CPI sinds 2010 analyseren, komt de slechtste bijdrage van televisies; een overvloedig aanbod gaat meestal samen met dalende prijzen. Als wat zeldzaam is, duur is, wekt het geen verbazing dat van alles wat elke dag iets goedkoper wordt, de prijs daalt.

De prijs van grondstoffen lijkt een uitzondering op deze regel. De prijzen van suiker, katoen en mais, drie belangrijke landbouwproducten, liggen nu 30% lager dan hun gemiddelde van 5 jaar geleden. Toch was er geen sprake van uitzonderlijk goede oogsten of innovaties waardoor de productie per hectare kon worden opgevoerd. En wat te denken van de koperkoers? Die bevindt zich ver onder zijn hoogtepunt, terwijl kopererts alleen maar schaarser wordt; de geschatte reserves zouden nog goed zijn voor zo’n veertig jaar.

De verklaring voor de dalende grondstoffenprijzen zou eenvoudigweg te wijten zijn aan de vertraging van de wereldwijde conjunctuur, en, in het geval van koper, aan de vertragende groei in China, dat goed is voor 50% van de afname van de wereldwijde productie. Het schaarser worden van goederen leidt dus niet altijd als vanzelf tot een prijsstijging.

Om de prijsontwikkeling van de grondstoffen te kunnen begrijpen, zijn er twee moeilijk verenigbare concepten nodig: enerzijds is er de langetermijnontwikkeling, in verband waarmee vaak naar de bewezen reserves wordt verwezen (120 jaar voor ijzer, 60 jaar voor aardolie en slechts 20 jaar voor goud) en anderzijds de kortetermijnontwikkeling, die wordt bepaald door de recente vraag en de productiecapaciteit.

Aanhangers van de langetermijnvisie kunnen verrast worden door innovaties (schalie-olie heeft er, in ieder geval tijdelijk, voor gezorgd dat beleggers die gokten op een olietekort bedrogen uitkwamen) terwijl kortetermijnaanhangers zijn overgeleverd aan de minste conjunctuurverandering.

Het grondstoffenvoorbeeld herinnert beleggers eraan hoe belangrijk het is om lange termijn en korte termijn met elkaar in verband te brengen. Het toont ook aan dat zeldzaam goedkoop kan zijn en overvloed duur. De Europese obligatiemarkt is hier een perfect en enigszins verontrustend voorbeeld van: hoewel de staatsschuld/BBP-ratio hoger is dan ooit, is Europees schuldpapier, op het Griekse na, nog nooit zo duur geweest: Frankrijk heeft tegen 0,46% voor 10 jaar en met een groeiende voorraad uitstaande obligaties (2038 miljard vandaag de dag!) kunnen lenen.

Zeldzaam is meestal duur, overvloed vaak goedkoop… Maar de uitzonderingen op de regel zijn altijd indrukwekkend.

Didier LE MENESTREL