In absolute of relatieve zin?

2000… een getal dat meteen doet denken aan het nieuwe millennium (dat al niet zo jong meer is!).
Een mooi, rond getal. 2000, dat is ook het niveau dat de Standard and Poor’s 500 deze week bereikte: een symbolische grens die ons aanspoort om stil te staan bij de blakende gezondheid van Amerikaanse aandelen.

Een enorme vooruitgang sinds het dieptepunt in 2009! In dat jaar, op 6 maart, duikelde de index na een rumoerige beursdag naar 666: ook een symbolisch getal, een palindroom (voor liefhebbers van woordspelletjes), of het cijfer van de duivel voor hen die de Apocalyps hebben gelezen. Maar laten we ons niet in getallensymboliek verdiepen, maar in de uitstekende prestatie van de belangrijkste Amerikaanse index en deze afzetten tegen de historische ontwikkelingen op de beurs.

200% in vijf jaar is natuurlijk een enorme groei, ook al is het niet de meest spectaculaire stijging uit de geschiedenis van de beurs. Laten we niet vergeten dat we op de beurs een periode van groei als stijgend bestempelen als er in die periode geen fasen zijn waarin de beurs meer dan 20% daalt. De sterkste stijgingen uit de afgelopen eeuw waren die van 1920-1929 (+495% voor de Dow Jones) en van 1987-2000 (+587%). Ze eindigden allebei in een waarderingszeepbel. Beide record-stijgingen laten zowel qua omvang als tijdsduur de huidige stijging ver achter zich. En deze laatste is zelfs nog aan de gang!

Na de recente stijging van de index in een historische context te hebben geplaatst, kunnen we deze nader gaan analyseren door het verschijnsel op te delen in meerdere componenten. De afgelopen drie jaar werd 30% van de groei van de index veroorzaakt door winststijgingen van de onderliggende aandelen. De resterende 70% was het gevolg van een stijging van de waarderingsratio’s(1). De Price Earning Ratio(2), om de meest emblematische van deze waarderingsratio’s te noemen, ligt in de Verenigde Staten momenteel op 19 (dat betekent dat een aandeel 19 keer zoveel waard is als de winst per aandeel). Als we deze zelfde ratio corrigeren naar de cyclische beweging van de economie (berekening van de ratio op basis van de gemiddelde winst per aandeel over de laatste tien jaar), komen we uit op 26. Het langetermijngemiddelde – en hier dient de historische context niet ter geruststelling – van deze ratio ligt op 18: Amerikaanse aandelen zijn dus niet goedkoop.

Moeten we ze daarom verkopen? De verleiding is groot, maar na een vergelijkende analyse komen we tot een heel andere conclusie. Sinds twee jaar is het rendement van aandelen aanzienlijk hoger dan de schulden ervan. Om een voorbeeld te geven dat tot de verbeelding spreekt: het dividendpercentage van McDonalds bedraagt 3,5%, terwijl het bedrijf kan lenen tegen 2% voor een periode van vijf jaar. In Europa, waar de obligatierente lager is en de dividenden hoger, laat deze vergelijking een nog groter verschil zien. Vanuit deze invalshoek bezien maakt de obligatiemarkt juist een dure indruk en zien de waarderingen van de aandelen er redelijker uit.

Amerikaanse aandelen zijn dus duur in absolute zin, maar goedkoop in relatief opzicht. Het doet denken aan een uitspraak die aan Talleyrand wordt toegeschreven: ”Naar mezelf kijken baart me zorgen. Mezelf vergelijken met anderen stelt me gerust…”

Marc Craquelin

(1)     Als bij een gelijkblijvend resultaat de P/E-ratio van een aandeel stijgt, gaat de koers van dat aandeel omhoog; in dat geval spreken van een koersstijging door hogere waarderingsratio’s.

(2)     Price Earning Ratio (afgekort PER of P/E): ook wel ”koers-winstverhouding” genoemd, die berekend wordt door de beurskapitalisatie te delen door de netto winst.