TGOO1

Zeg niet “Het is altijd hetzelfde liedje”, want de statistieken spreken dit tegen. De maand oktober heeft sporen in ons beursgeheugen achtergelaten enkel alleen omdat de crisissen van 1929 en 1987 in onze geest verankerd zijn gebleven. Het faillissement van Lehman Brothers en de daaruit volgende volatiliteit in oktober 2008 hebben niet bepaald bijgedragen tot herstel van de slechte reputatie die deze maand voor de beurzen heeft; niettemin bedroeg het gemiddeld rendement in oktober de voorbije 44 jaar 1%2. Oktober is geen slechte beursmaand; het is een maand van zeer hoge volatiliteit.

Tien jaar na de grote crisis van 2008 heeft oktober 2018 opnieuw onrust gezaaid onder beleggers (de S&P 500 viel met 7% terug), die zich niet meer via bedrijfswinsten kunnen ontworstelen aan een conjuncturele en politieke omgeving die lastig te becijferen, c.q. onvoorspelbaar is.

We kunnen haarkloverij over politieke ontwikkelingen beter overlaten aan specialisten, aangezien wij niet in staat zijn te anticiperen op het gedrag van kiezers en de door hen gekozen leiders.

Laten we vooral focussen op de ontwikkeling van de obligatiemarkten, die de primaire en bruikbare indicatoren blijven voor het inschatten van het gedrag van beleggers in de toekomst. Van belang is een gebeurtenis in de Verenigde Staten, waar tienjaarsschatkistpapier, de meest liquide investeringsmotor ter wereld, duurzaam de grens van 3% heeft overschreden. Een niveau voor “risicoloze” beleggingen wereldwijd, dat sinds 2011 niet meer is voorgekomen…

Deze gebeurtenis heeft de krantenkoppen niet gehaald, maar is essentieel om toekomstige effectenprijzen en beurskoersen in het bijzonder in te schatten. Dit niveau van 3% betekent het einde van de Quantitative Easing (QE of monetaire verruiming) in de Verenigde Staten, een uitzonderlijke periode in de economische geschiedenis, die men zich zal herinneren als die van het ‘gratis’ lenen.

Deze beroemde “QE”, die sinds 2009/2010 door alle centrale banken werd toegepast, heeft de effectenprijzen verstoord, die niet meer in het klassieke waarderingsmodel passen: als risicoloze obligaties 0% opbrengen, kan de prijs van de activa die naar verwachting een hogere koers moeten opleveren, oneindig hoog zijn. Deze logica, die sinds 2011 overheersend is, heeft tot zichtbare prijsveranderingen geleid, met name voor wat materiële vaste activa betreft, zoals bijvoorbeeld de kunst- en vastgoedmarkt, maar ook voor beursgenoteerde ondernemingen met een zogenaamde ‘voorspelbare groei’. De afgelopen jaren hebben bijvoorbeeld HERMES in luxeartikelen en LINDT en CHR HANSEN in de levensmiddelensector over de afgelopen maanden waarderingen bereikt (een meervoud van 11 keer de omzet voor HERMES en 50 keer de winst voor LINDT en CHR HANSEN) die in de beursgeschiedenis tekenend zullen blijven voor alle excessen.

Er is echter geen reden tot paniek, want gedurende deze uitzonderlijke periode was het gedrag van de belangrijkste partijen (centrale banken, banken, regelgevende instanties) steeds rationeel. En al is de daling van de overgewaardeerde activa onvermijdelijk, we gaan niet de onheilsprofeet uithangen door een duurzaam beleggingsrendement in een dergelijk kader uit te sluiten. Zoals Benjamin Graham terecht aangaf: “De toekomst is onzeker.” Maar wat de nabije toekomst betreft, is er alle reden om aan te nemen dat het value-segment mooie dagen voor de boeg heeft.

                                                                                                                                                            Didier Le Menestrel

 

1 Uitspraak “Tigoe”: Thank God October’s Over (Godzijdank ligt oktober achter ons), David Ross
 2 Seizoensvolatiliteit, nieuwsbrief van november 2014