Eerste vrouwelijke rollen

Historische casting in 2013: vrouwen hebben een aantal fel begeerde verantwoordelijke functies in de financiële wereld bemachtigd. De ogen van wereldwijde beleggers richten zich binnenkort op Janet Yellen, hoofd van de Amerikaanse Federal Reserve of op Danièle Nouy, benoemd tot toekomstige “politieagent” van de banken in de eurozone. In de privé sector, wij nemen onze hoed af voor Mary Barra, aan wie de directie van General Motors werd toegewezen. Ook voor Inga Beale, uitgekozen om leiding te geven aan Lloyd’s, de 300-jarige verzekeringsgroep die tot 1972 geen enkele vrouw in dienst nam. Van Christine Lagarde van het IMF tot Marissa Mayer die de groep Yahoo (1) weer kleur gaf. Dankzij hun wordt de lijst van vrouwelijke hoofdrolspelers steeds langer.

Tijdelijk modeverschijnsel of een wezenlijke trend? De toewijzing van verantwoordelijke functies aan vrouwen is ongetwijfeld een blijvend fenomeen. Op dit concurrentieniveau is competentie alleen doorslaggevend.

Deze feminiserende trend van “beslissingsbevoegde personen” valt in het bijzonder op gaan in de bestuursorganen van de grote particuliere ondernemingen. Vrouwen bezetten nu circa 24% van de zetels in de raden van bestuur van CAC 40 ondernemingen, een stijging die ook waarneembaar is in ondernemingen die behoren tot de DAX 30, de FTSE 100 of de S&P500 waar de raden van bestuur voor 17% bestaan uit vrouwen. Deze vrouwelijke doorbraak wordt eveneens in gelijke mate geconstateerd in uitvoerende comités waarin respectievelijk 7%, 5%, 11% en 13% vrouwelijke vertegenwoordigers zitting hebben.

Een bolwerk biedt nog de nodige weerstand: de bijzonder exclusieve club van ondernemers. Slechts 24 vrouwelijke kandidaten wisten de hoogste sport van de trap te bereiken uit één van de 670 bedrijven die deel uitmaken van de grote indexen (CAC 40 + DAX 30 + FTSE 100 + S&P 500) op grond van een CV die niets onderdoet aan dat van hun mannelijke collega’s. Dat wil zeggen dat deze vooralsnog uitzonderlijke succesvolle carrières verdienen dat wij hierbij stilstaan.

Beantwoordt deze vrouwelijke ranking aan een simpele behoefte aan professionele gelijkschakeling? Volgens recente academische studies van de Harvard Universiteit, McKinsey en de Credit Suisse (2), die alle tot dezelfde conclusie komen is dat niet de enige reden: er bestaat een positieve correlatie tussen een gediversifieerd leiderschap en de financiële prestaties van ondernemingen. Het onderzoek van de Credit Suisse waarin tussen 2005 en 2012 bijna 2.400 bedrijven geanalyseerd werden, constateert een outperformance van 26% voor ondernemingen die ten minste één vrouwelijke administrateur hebben. Een tendens die zich vanaf 2008 geaccentueerd heeft en die de suggestie wekt dat de gemengdheid in tijden van crisis nog waardevoller is.

Maar deze academische correlatie is niet noodzakelijk een synoniem voor beursperformance. De Amerikaanse onderneming Pax heeft het spel gespeeld door in 2006 het Pax World Global Women Equality Fund op te richten dat uitsluitend belegt in ondernemingen die als leaders beschouwd worden op het gebied van vrouwenemancipatie. Dit fonds scoort in een periode van vijf jaar relatief laag in vergelijking met zijn index (+70% tegen 101% voor de MSCI World Index). Deze informatie kan de meest verhitte voorstanders van vrouwen op de beurs bekoelen.

Deze resultaten betekenen dat wij elk dogma bij de selectie van bedrijfsleiders afwijzen. De feminisering van het leiderschap is slechts een “normalisering” van het beroepsleven. Het zou absurd zijn zich daarover onnodig te verheugen of daar een apart investeringscriterium van te maken. Competentie dient de enige factor van overweging te zijn: deze vrouwen leaders zijn uiteindelijk Mensen als iedereen.

Didier Le Menestrel

(1) prestatie +157% tussen 17-7-2012 en 3-1-2014
(2) Harvard University – maart 2013; Mc Kinsey – maart 2012; Credit Suisse Research Institute – augustus 2012