Bruggen van goud

Tegenstanders van Keynesiaanse beleidsmaatregelen ter ondersteuning van de economie verguizen graag dure, absurde projecten die nergens toe leiden. Als die tegenstanders uit Frankrijk komen, protesteren ze tegen de nutteloze rotondes aan de rand van steden en, sinds kort, TGV’s met dezelfde trajecten als Intercity-treinen. Scherpere critici brengen Sapeur Camember ter sprake, het hoofdpersonage van een stripreeks uit de 19e eeuw die onder het toeziend oog van sergeant Bitur een gat graaft om een ander gat te vullen. Toch begint men in Japan, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk te graven, diep te graven.

Deze drie grote economieën hebben, in navolging van Junckers Europese investeringsplan van 315 miljard euro, zeer grootschalige infrastructuurprojecten bekendgemaakt. Over een termijn van vijf jaar gaat het om 210 miljard dollar in Japan en 133 miljard in het Verenigd Koninkrijk*. In de Verenigde Staten stelt Hillary Clinton over een periode van vijf jaar 250 miljard en de oprichting van een nationale infrastructuurbank in het vooruitzicht. Deze laatste zou d.m.v. leningen 250 miljard aan bijkomende infrastructuurprojecten kunnen financieren. Donald Trump, die nooit verlegen zit om anderen te overtroeven, heeft aangekondigd tweemaal zoveel te willen investeren … Zoveel uitgaven op een moment waarop de schuldenlast uitermate hoog is, is dat wel verstandig?

Het is in elk geval noodzakelijk: in alle drie de landen veroudert de infrastructuur extreem snel. In de Verenigde Staten wordt geschat dat de gemiddelde leeftijd van de infrastructuur sinds de jaren 90 van 20 naar 27 jaar is gestegen.

In Japan zijn de bruggen en autosnelwegen iets minder oud, maar de tendens is hetzelfde: sinds de jaren 2000 en de stijging van de staatsschuld ten opzichte van het bbp snijdt de Japanse overheid in de investeringen. Als dit zo doorgaat zal meer dan de helft van de bruggen in 2030 meer dan 50 jaar oud zijn. Het Japanse stimuleringsplan van 2016 om investeringen in de infrastructuur nieuw leven in te blazen, beantwoordt aan een reële behoefte.

Dan rest alleen nog de vraag hoe dit alles gefinancierd moet worden. De rente bedraagt nul procent en het antwoord laat niet op zich wachten: met staatsschuld. Een antwoord dat een andere vraag met zich meebrengt: is dat een goede kapitaalinvestering? Met alle respect voor de fans van Sapeur Camember, maar het lijkt erop dat het antwoord positief is.

Een studie van het IMF uit 2014 laat inderdaad zien dat een op grote infrastructuurprojecten gericht beleid dat vandaag gevoerd wordt, zou kunnen profiteren van “uitzonderlijk gunstige” voorwaarden.

1) De eerste voorwaarde, die we al vermeld hebben, heeft te maken met de rente, die rond het nulpunt ligt: dankzij de pijnloze financiering is de winstgevendheid van de nieuwe infrastructuur beter. Het multipliereffect, waar economen zoveel waarde aan hechten, neemt daardoor toe. Als in deze nulrente-omgeving 1% van het bbp geïnvesteerd wordt, leidt dit op vier jaar tot een extra groei van drie punten. Een positief effect waardoor de schulden snel kunnen worden afgelost.

2) De tweede gunstige voorwaarde heeft te maken met het feit dat de meeste ontwikkelde economieën zich momenteel in een negatieve “output gap” bevinden, met andere woorden: het reële bbp ligt ver onder de potentiële productie. Ook hier laat de studie van het IMF zien dat het multipliereffect van een op investeringen in de infrastructuur gericht beleid toeneemt in een dergelijke omgeving.

Al die geïnvesteerde miljarden worden niet onmiddellijk in de economie gepompt. De af te leggen weg is lang (denk bijvoorbeeld aan de stemming in het Amerikaanse Congres). Maar laten we er niet aan twijfelen dat al deze initiatieven uiteindelijk zullen leiden tot een herstel van de wereldwijde groei. Een doelstelling die wij allemaal, zonder voorbehoud, nastreven.

* Bronnen: Goldman Sachs (Fortnightly, september 2016), Exane.

Didier LE MENESTREL

met medewerking van Marc Craquelin