Powell hanteert de roe
Vorig jaar waren de uitspraken van Federal Reserve-voorzitter Jerome Powell na de vergadering van de Amerikaanse centrale bank in december verrassend verruimend. Zijn toespraak vormde het langverwachte keerpunt in het monetaire beleid, het moment waarop de Fed het hoofdstuk van de renteverhogingen afsloot en een verlaging in het vooruitzicht begon te stellen. Beleggers in risicovolle activa reageerden op dat kerstgeschenk als blije kinderen en stuwden de markten eind 2023 naar het hoogste niveau van het jaar.
Maar dit jaar zat er niks lekkers in de zak van Sint Powell. De Fed-bestuurders besloten wel om de rente met nog eens 25 bp te verlagen, waarmee de totale knip over de drie afgelopen vergaderingen 100 bp bedraagt, maar sloegen tegelijk een minder milde toon aan. Voor 2025 stelden zij nog maar twee bijkomende renteverlagingen in het vooruitzicht, de helft minder dan in september. Tegelijk verwacht de Fed nu dat de kerninflatie eind 2025 heel wat hoger zal liggen dan eerder ingeschat: 2,5% in plaats van 2,2%. De verwachte bbp-groei werd sterk opgetrokken voor dit jaar, maar voor 2025 slechts minimaal herzien, van 2,0% naar 2,1%. De aandelenmarkten stelden die cocktail van een aanzienlijk langzamer dalende rente met fors hogere inflatieverwachtingen tegen een achtergrond van stagnerende groei niet op prijs en reageerden uitgesproken negatief. Zo liet de S&P 500 zijn slechtste prestatie na een vergadering van de Fed sinds maart 2000 optekenen.
Toch is die hevige reactie ietwat verbazingwekkend. Dat de Fed het voorspelde aantal renteverlagingen terugschroefde van vier naar twee, bracht haar prognose namelijk alleen maar in lijn met de jongste marktverwachtingen. Beleggers hadden blijkbaar gedacht dat de centrale bank zich toch wat verruimender zou blijven tonen. Op inflatiegebied roept de forse bijstelling van de verwachtingen voor 2025 inderdaad vragen op. Jerome Powell zei tegelijk echter dat sommige leden van de Fed in hun prognoses rekening hebben gehouden met de hypothetische impact van het invoerrechtenbeleid van Donald Trump én dat wat de korte termijn betreft de recentste cijfers geruststellend zijn.
De behoorlijk bruuske koersreactie brengt twee dingen onder de aandacht. Ten eerste de torenhoge waarderingen van Amerikaanse aandelen, zowel in absolute termen als in verhouding tot andere aandelenmarkten en het verleden, die suggereren dat beleggers uitermate optimistisch zijn over de toekomst. Ze lijken van een perfect economisch scenario uit te gaan, en reageren daardoor op elk negatief bericht, hoe klein ook, als door een wesp gestoken. Zolang de waarderingen niet zijn teruggekeerd naar een redelijker niveau, blijft dat wellicht het geval.
Ten tweede de extreme gevoeligheid van de markten – en sommige centraal bankiers – voor de inflatie. Die is uiteraard te begrijpen, want we komen uit een periode van hoge inflatie en vatten de laatste – en moeizaamste – etappe van de desinflatiefase aan, terwijl het beleid van Trump de kaarten weer helemaal door elkaar kan schudden. Dit leidt echter tot andere overdreven negatieve reacties. Op dit moment daalt de inflatie namelijk nog steeds, al is het heel langzaam. Deze trend wordt mogelijk duidelijker zichtbaar wanneer binnen enkele maanden de sterke prijsstijgingen van begin 2024 uit de berekening verdwijnen. Tegelijk zien velen schromelijk over het hoofd dat de arbeidsmarkt beetje bij beetje verder afkoelt. De privésector creëert weinig nieuwe banen en de werkloosheid stijgt. Die stijging wordt weliswaar afgeremd doordat de werkende bevolking groeit, maar juist weer in de hand gewerkt door het banenverlies.
Eind 2023 stelde de Fed zich heel verruimend op en ging de rente fors omlaag. In de maanden nadien sloegen zowel de toonzetting van de centrale bank als het renteverloop om. Zal dat ook ditmaal het geval zijn, bijvoorbeeld als de inflatie in positieve zin verrast en de werkgelegenheid in negatieve? Gezien de breed gedragen bezorgdheid over het inflatierisico onder beleggers op dit moment is het in elk geval een scenario om rekening mee te houden.