Olivier de Berranger

164.000

miljard US dollar: dat is volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF)1 de recordhoogte die de totale wereldwijde schuld (publiek en privaat) eind 2016 bereikte. Die gigantische schuldenberg komt overeen met 225% van het wereldwijde bbp en ligt 12 punten hoger dan in 2009. De financiële crisis van 2008 heeft diepe sporen nagelaten in de overheidsrekeningen en door de jongste groeivooruitzichten begint de private sector weer meer met geleend kapitaal te werken.

Europa is nu eens niet het epicentrum. Volgens het IMF stijgt de schuldenlast momenteel het sterkst in de opkomende landen. Alsof ze, om toegang te krijgen tot de westerse levensstandaard, ook een aantal uitwassen voor lief moeten nemen. De mondiale schuld van China is opgelopen van 1.700 miljard in 2001 tot 25.500 miljard dollar eind 2016. Dat is een vervijftienvoudiging in vijftien jaar! Zelfs in het allerminst onberispelijke Frankrijk is de totale schuld over dezelfde periode met slechts een factor 2,5 toegenomen, al lag het vertrekpunt natuurlijk een pak hoger. Het IMF stelt dat China verantwoordelijk is voor drie kwart van de stijging van de private schuld in de afgelopen tien jaar. Aandelenbeleggers moeten dit dus goed in het oog blijven houden.

Het IMF verwacht dat de staatsschuld/bbp-ratio van alle ontwikkelde landen zal dalen, met één grote uitzondering, namelijk de VS. De door president Trump voorgestelde en door het Congres goedgekeurde belastinghervorming zal het Amerikaanse begrotingstekort in de komende drie jaar namelijk met 1.000 miljard dollar doen toenemen. De Amerikaanse overheidsschuld, zoals gedefinieerd door het IMF, zou daardoor stijgen van 108% tot 117% van het bbp in 2023, wat vergelijkbaar is met de ramingen voor Italië in datzelfde jaar. Zoals John Connally, minister van Financiën onder Nixon, in 1971 al zei: “Het is onze schuld, maar uw probleem”. En dat probleem is niet gering. Amerikaanse staatsobligaties zijn de meest liquide en meest wijdverspreide. Een kuchje van de grootste kredietnemer ter wereld kan een ware schokgolf veroorzaken. De stijging tot circa 3,00% van de Amerikaanse tienjaarsrente begin dit jaar is een van de redenen voor de huidige volatiliteit van de wereldwijde beurzen.

In Europa daarentegen vertraagt de schuldgroei duidelijk in meerdere landen. Duitsland zal dit jaar waarschijnlijk voldoen aan alle voorwaarden van het Verdrag van Maastricht: reeds in 2018 zal de Duitse overheidsschuld onder de grens van 60% zakken (volgens de definitie van het IMF), en in de komende vijf jaar verder terugvallen tot 42%. Frankrijk probeert dat voorbeeld op zijn niveau te volgen. De minister van Economie en Financiële Zaken Bruno Le Maire en de minister van Overheidsmaatregelen en Overheidsrekeningen Gérald Darmanin hebben in april een stappenplan voorgelegd aan de Europese Commissie om de Franse overheidsbegroting aan het einde van de vijfjarige ambtstermijn in 2022 nagenoeg in evenwicht te brengen. Dat is een bijzonder ambitieuze doelstelling – het laatste begrotingsevenwicht dateert van 1974 – die moeilijk te realiseren zal zijn nu de Franse staat heeft besloten de schuld van SNCF Réseau, pakweg 50 miljard euro, onmiddellijk over te nemen. Als de doelstelling toch wordt gehaald, zou de schuldratio van Frankrijk, die dit jaar bijna 100% bedraagt, op vijf jaar tijd tot 90% terugvallen. Een kleine stap voor Frankrijk, maar een grote stap voor de eurozone!

Uitgedrukt in euro lagen de beursprestaties en de bbp-groei in Europa hoger dan in de VS. Die trend houdt vooralsnog aan, met een veel geringere volatiliteit van de markten aan deze kant van de Atlantische Oceaan. Neemt Europa nu het voortouw, nadat het zeven jaar geleden dreigde te imploderen door de schuldencrisis? Of is het slechts een treffend voorbeeld van wat Charles-Maurice de Talleyrand zei: ”Naar mezelf kijken baart me zorgen. Mezelf vergelijken met anderen stelt me gerust.”?

 

Olivier de Berranger

www.imf.org